De begraafplaats: Il campo santo e Tommaso l’incredulo

In Italië ga je niet dood. Nou ja, dat is misschien wat sterk uitgedrukt, maar als er ergens een plek is, waar je ‘onder de levenden’ blijft vertoeven, na je overgang naar gene zijde, dan is het daar wel. Wij verkeren in Italië in de gelukkige omstandigheid dat we vlak bij de begraafplaats wonen. Dat is om verschillende redenen een groot goed, al dachten we daar bij de aankoop anders over.
Tijdens de onderhandelingen met de makelaar, hebben wij uitvoerig gevraagd naar beperkingen voor een huis naast een begraafplaats. Er zijn namelijk allerlei regels voor de gebouwen en activiteiten die binnen de straal rondom de begraafplaats neergezet of uitgevoerd mogen worden. Op sommige kaarten van de gemeente staat rondom de begraafplaats zelfs een grote cirkel getekend. Deze is bedoeld om aan te geven tot waar de invloedssfeer van de begraafplaats juridisch gezien reikt. En een deel van die cirkel loopt over onze tuin. Volkomen onbekend met het dorpsleven waren we toen vooral bang dat ‘die Italianen’ zich om niets aan ons zouden storen als we, gelegen aan onze swimming pool net naast die cirkel naar David Guetta zouden luisteren, omgeven door neefjes en nichtjes die zich in het Tropicana-zwemparadijs zouden wanen. Veel geluid, veel naakt mensenvlees en veel barbecuevlees. Dat soort werk.

Achteraf volstrekt onnodig, vooral ook omdat wij zelf nu al definitief zijn veranderd. Een deel van deze liederlijke activiteiten zal zeker gaan plaatsvinden. Tegelijkertijd weten we nu al dat we gaan zorgen voor autocensuur en bijpassende struiken en bomen, waardoor ook de oude dames uit het dorp zullen denken dat er niets veranderd is. Zo hebben we onlangs een aantal cypressen geplant; vaste ingredienten van begraafplaatsen en voor ons ook het ‘echte Italië’.

Bijna de hele maand november staat in het teken van de overledenen, waarbij er vaak elke avond een mis is gevolgd door een bezoek aan de begraafplaats. Het begint met Allerheiligen (Sollemnitas Omnium Sanctorum in het Latijn; Ognissanti in het Italiaans, en ook wel Tutti i Santi) dat valt op 1 november. Deze feestdag viert de nagedachtenis aan alle heiligen en martelaren (Commemorazione di tutti i Santi). Meteen erna volgt Allerzielen op 2 november. Dan worden de overledenen herdacht (Commemorazione dei defunti) en wordt een mis opgedragen. De nabestaanden plaatsen bloemen op het graf. Ook zijn er in allerlei regio’s van Italie speciale zoetigheden, de ‘dolci dei morti’. In Le Marche en belendende streken zijn dat de ‘fave dei morti’: koekjes van meel, suiker, ei en amandelen die eruit zien als ‘botjes’.

Als je naar de begraafplaats, ‘cimitero’ of ook wel ‘campo santo’ gaat, dan zie je een goed onderhouden plek. Je vindt begraafplaatsen overig makkelijk want ze worden meestal omgeven door cypressen. Er zijn geen graven in de grond zoals meestal bij ons, maar een hele serie graven in de vorm van ‘laden’ zoals in de mortuaria in de Amerikaanse misdaadseries. Lange hoge wanden met graven. Onlangs is er capaciteit bijgebouwd: 20 laden (5 laden breed, 4 hoog).
Er staat een nogal lelijk roestig metalen kruis. Het valt zo uit de toon dat ik als gereformeerde jongen aanvankelijk meteen dacht dat het expres net zo eenvoudig en zonder opsmuk was gehouden als Onze Lieve Heer zelf. Die was immers ‘een van ons’ en zoon van een timmerman. Nu, na een jaar regelmatig in Italië, denk ik dat het er gewoon al heel erg lang staat en dat er ooit iemand komt die er een prachtig marmeren kruis neerzet met een groot plakaat met gouden letters en guirlandes.

Het is de gewoonte om een foto van de overledene op het graf aan te brengen. Het is vrijwel altijd een foto die niet lang voor het overlijden genomen zal zijn, dus je ziet hoe iemand eruit zag vlak voor hij of zij overleed. Daarmee is het confronterender dan wat wij gewend zijn. Het is niet alleen een naam en een mooie herinnering; veilig abstract. Nee, hier ligt echt het lichaam van een dierbare overledene.
Een aantal oudere dames en een enkele heer maakt dagelijks een rondje langs de ‘campo santo’ om even langs het graf van hun overleden familieleden te gaan. Voor ons betekent het dat we hen elke dag zien langskomen. Ze hebben een bosje bloemen in hun hand, de hond sjokt achter hen aan, we praten even bij over wat we aan het doen zijn, ze vertellen hoe het met hen gaat, en dan vervolgen ze hun tocht naar de begraafplaats. Na een half uurtje komen ze weer terug; weer een praatje over hoe het gaat, wat we aan het doen zijn…..

Zo’n begraafplaats is zo’n groot goed, want het is zelf ook een pleisterplaats. De overledenen weten zich verzorgd door een dorpsgemeenschap die hen bezoekt met een frequentie waar veel bejaarden in Nederland jaloers op zouden zijn. Toch komen de levenden ook op de begraafplaats voor de andere (nog) levenden. Je gaat er heen met familie, een vriend of vriendin, vaak zondag, maar sommigen dus ook dagelijks. Je doet de bloemen goed, ook al zijn het vaak kunstbloemen (ook die moeten mooi in de vaas staan). En ondertussen maak je een praatje.
Kennissen uit het dorp hebben ons trots hun eigen familiekapel laten zien, waarbij met tranen in de ogen het gedicht werd voorgelezen dat in bronzen letters op het marmer was aangebracht. In die kapel was overigens nog maar één plek bezet. De rest van de plekken waren leeg, want die waren o.a. voor de man die dat gedicht stond voor te lezen. En zijn kinderen, die net getrouwd waren. Voor ons werkt dat confronterend, maar tegelijkertijd gaat er grenzeloos vertrouwen en rust vanuit. Zo’n kapel laat je maken omdat je weet dat er weliswaar in de wereld veel zal veranderen, maar je weet ook dat jij er komt te liggen, maar ook je zoon, en zijn kinderen. Je geeft daarmee ook je familie een centraal punt om bij elkaar terug te komen. Als het ouderlijk huis is verlaten omdat de ouders zijn overleden, en de kinderen allemaal hun eigen weg zijn gegaan, dan vind je op deze plek elkaar weer terug. “Eerst even langs het graf van Pa en Ma, en dan eten bij een van de kinderen”.

sAvonds, bij het schemeren, gebeurt er iets wonderlijks; een klein soort Pinkster-moment. Op de begraafplaats zijn bij elk graf namelijk de naam, een foto en een vaas met bloemen aangebracht. Maar… ook een oranje-gelig lampje dat overdag uit is. Annemiek gaat vaak na de kerk met de dames uit het dorp naar de campo Santo en ziet en beleeft daar dan de verbondenheid van de mensen met de overledenen. Ik zie dat dan niet zo. Overdag is die begraafplaats ook niet groot en voor mij niet zo bijzonder; gewoon een nette, goed onderhouden plek.
Maar als het dan gaat schemeren, en wij na een dag ploeteren onder de zon tevreden over het dal staan uit te staren, dan zie je tussen de bomen door de begraafplaats liggen. En dan zie je die lampjes in grote getale verschijnen. Honderden warme lichtjes die daar samen branden als een ‘gemeenschap der gelovigen’. Je ziet ineens letterlijk in die lichtjes de geesten van de overledenen. Annemiek ziet dat gewoon overdag.
Ik ben meer een ongelovige Thomas. Ik heb de duisternis nodig om het licht te zien …..

Links:
http://it.wikipedia.org/wiki/Ognissanti
http://it.wikipedia.org/wiki/Commemorazione_dei_defunti
http://it.wikipedia.org/wiki/Dolci_dei_morti
http://www.italie.nl/Feestgebak/44064/default.html : “Populaire koekjes voor Ognissanti, Allerheiligen, zijn de ossa dei morti, ofwel doodsbeentjes: spierwitte koekjes gemaakt van suiker en bloem die er ook echt een beetje uitzien als botjes. In de nacht van 31 oktober op 1 november worden deze koekjes voor i piccini, de kleintjes, in huis verstopt. Dit gebeurt niet door Sinterklaas of een andere gulle gever, maar door de geesten van overleden familieleden. “